De Spiegeling

Tekst: Arne Overbeek

 

Londen – 18 december 1988, 14.15u

 

De stad lag er sprookjesachtig bij met het verse laagje sneeuw dat die nacht gevallen was. Samen met de vele lichtjes, kerstbomen en andere versieringen leek Marc midden in een kerst reclame van Coca Cola te staan. Hij liep nu langs de mooi versierde etalages op Brompton Road. Zijn doel was het bekendste warenhuis in Londen Harrods. Hij had net zijn eerste grote klant binnengehaald voor een groot IT concern, waar hij afgelopen zomer direct na te zijn afgestudeerd was begonnen. ‘Als je deze weet te strikken dan is je kostje gekocht’, had zijn baas gezegd. Er allerlei carrière beloftes aan toevoegend. Het was gelukt,  en Marc had er niet eens heel erg zijn best voor hoeven doen. Er waren nog twee dagen over voor hij weer naar Nederland vloog, en Marc had besloten die te besteden aan het doen van kerstinkopen voor zijn familie. Uiteraard moesten deze iets van zijn nieuw verworven status uitstralen, en dus leek het meest bekend en meest exclusieve warenhuis van Londen een voor de hand liggende keuze.
De etalages van Harrods waren een kunstwerk op zich.
Marc wist niet hoe lang hij al had staan kijken naar de enorm voor hem uitgespreide miniatuur kerststad met zijn gezellig verlichte huisjes en besneeuwde boompjes. Overal waar hij keek ontdekte hij nieuwe tafereeltjes. De ijsbaan, het “koek en zopie” tentje, de typisch Engelse trein met een stuk of tien wagons, die langs een berg omhoog cirkelde. Hij schrok even van de spiegeling in de etalageruit. Schuin achter hem stond een jonge vrouw zichtbaar gefascineerd naar dezelfde uitspatting van kerstdecoratie te kijken.

Half lange blonde krullen omlijste een knap gezichtje. Ze had lichte ogen en een klein moedervlekje net onder haar linker mondhoek. De wollen muts die ze iets naar voren had getrokken stond haar adembenemend goed, en Marc besefte dat hij nog nooit zoiets moois had gezien. Haar ogen ontmoeten heel even de zijne en een lach die elke man naar adem zou doen snakken krulde om haar mond. Dit kon wel eens een goed weekend gaan worden, dacht Marc terwijl hij zich omdraaide.

De straat was leeg. Een zwarte taxi zoefde voorbij. Op de plek waar ze had moeten staan was niets te zien. Zelfs geen voetstappen in de sneeuw. Marc keek snel om zich heen maar van de vrouw was geen spoor te bekennen. Hij draaide zich om naar de etalage alsof hij verwachtte haar daar in de spiegeling weer te zien. Niets. Marc haalde verward zijn hand door zijn haren. Wat krijgen we nu? Had die hele kerstsfeer vandaag de overhand gekregen, en hem dingen laten zien die er niet waren? Hij schudde verbaast zijn hoofd. Ze was echt geweest. Dat kon toch niet anders. Had hij zich iets te langzaam omgedraaid en was ze weggerend? Of had ze zich ergens verstopt? Nee, dat was onzin. Marc keek nog eens vluchtig om zich heen. Ze was er gewoon nooit geweest. Hij had staan dagdromen door de aanblik van de etalage.



Londen – 18 december 1988, 22.45u

Marc stond voor het grote raam van zijn hotelkamer. Vanaf de elfde verdieping had hij een mooi uitzicht over de verlichte stad. Het was een heldere avond, en de wit verlichte sterren staken goed af tegen de blauw zwarte lucht. Achter hem op het bed stonden twee grote tassen met daarin het resultaat van twee uur winkelen bij Harrods. Hij had zich niet bepaald ingehouden, en verheugde zich nu al op de stralende maar vooral bewonderende blikken van zijn familie op kerstavond. Hij staarde nog een laatste keer naar de stad, en wilde zich net omdraaien toen hij de weerspiegeling van haar gezicht weer in het raam zag. Marcs adem stokte in zijn keel, maar hij bleef als versteend naar het raam staan kijken. Net als die middag leek ze pal achter hem in de kamer te staan. 

Ze had nu een witte bloes en donkerblauwe spijkerbroek aan, en haalde een borstel door haar blonde krullen. Ze zag er beeldschoon uit en Marc voelde zich warm worden. Was hij nu weer aan het dromen? Instinctief voelde hij aan dat het beeld zou verdwijnen zodra hij zich om zou draaien, en dus bleef hij angstvallig naar de spiegeling in het raam kijken, om maar niets te hoeven missen. Hij wilde dit beeld in zijn hoofd prenten om het nooit meer los te hoeven laten. Ze keek hem nu strak aan en van schrik deed hij een stap achteruit. Een uitdrukking van verbazing en interesse trok over haar gezicht, gevolgd door een verlegen glimlach. Toen deed ze een stap naar voren. Wat Marc het gevoel gaf alsof ze van achter hem, door hem heen naar voren stapte. Marc keek met stijgende verbazing toe hoe ze langzaam haar arm op tilde en met haar vingers naar het raam toe kwam. Naar het raam aan haar kant’, kon hij nog net bedenken voordat hij zelf als een van buitenaf bestuurde marionet zijn vingers naar het raam bracht. Toen hij het koude glas voelde leek er in een fractie van een seconde een rimpeling door de ruit te gaan, alsof iemand een steentje in een vijver had gegooid. De weerspiegeling van de jonge vrouw verdween direct. Teleurgesteld probeerde Marc verschillende kijkhoeken uit in de hoop haar spiegeling weer terug te zien, maar het enige dat hij zag was de weerspiegeling van zijn bed met daarop de twee tassen van Harrods.



Amsterdam - 20 december 1988, 09.10u

 

De geluiden waren die van een ontwakende stad in de vroege morgen. Geroezemoes van winkeliers, die hun waar uitstalden op de kleine stoepjes voor hun net geopende winkels. Een hond beantwoordde de roep van een soortgenoot, een blok verderop, terwijl de vogels in de bomen een nieuwe dag aankondigden. Uit een open raam van één van de grachtenpandjes aan de Herengracht, klonk het schelle geluid van een oude telefoon, en een mannenstem die riep: ‘Ja, ik kom!’.
Marc deed het raam dicht, huiverde even en greep toen de blèrende telefoon die aan de muur hing. ‘Marc Houwelingen, met wie spreek ik?’ Hij hield de hoorn onder zijn kin, terwijl hij probeerde met een handdoek zijn haren af te drogen. ‘Nee, ik stap net uit de douche maar geef me een half uurtje dan ben ik er. Goed, de papieren liggen op je bureau. Prima, dan zie ik je daar’ Marc gooide de hoorn weer op de haak en liep de badkamer in. Hij was blij om na zijn terugkomst gisteren gelijk weer aan het werk te kunnen. Het zou de zinnen wat verzetten en hem helpen snel weer in de realiteit van de dag te staan, en die rare droomtoestand zo ver mogelijk achter hem te laten. Voor de zekerheid had hij in de middag een afspraak met zijn huisarts gemaakt, er op vertrouwend dat die hem wel een goede verklaring zou geven, en hem waarschijnlijk zou aanraden wat rustiger aan te doen met de koffie. Hij draaide de warmwaterkraan open, en zeepte zijn gezicht in met scheerschuim. Hij moest opschieten. Even wat later komen, was in dit stadium van zijn loopbaan nog geen optie. Hij trok met zijn linkerhand de huid van zijn gezicht strak en zette met zijn rechter het scheermes net onder zijn slaap. Met een soepele beweging trok hij een baan van zijn oor tot aan zijn kin, en keek op in de spiegel. Hij staarde recht in haar blauwe ogen. Ze zijn blauw! Het mes schoot uit en hij gaf een kreet. Een druppel bloed belandde op het witte emaille van de wasbak.
Ze sloeg een hand voor haar mond en leek net zo te schrikken als hij.
Ze ziet me. Ze ziet me echt. Marc moest zich vastgrijpen aan de wasbak om niet door zijn knieën te gaan. Dit kon niet. Dit bestaat simpelweg niet. Wat is er toch aan de hand?’Hij wreef hard in zijn ogen en schudde verwoed zijn hoofd in de hoop dat het beeld weer zou verdwijnen. Toen hij weer overeind kwam keek ze hem vanuit de spiegel met grote ogen aan. In haar blik zat verwarring en angst. Zijn hart smolt en hij wilde haar geruststellen. In een opwelling doopte hij zijn vinger in wat scheerschuim en begon op de spiegel te schrijven. Bij iedere beweging vervaagde het beeld tot hij niets anders meer dan zijn eigen spiegeling zag.



Amsterdam - 20 december 1988, 16.00u

 

‘Dus ik ben niet de enige?’ Dokter Schouten schudde zijn grijze bijna kale hoofd, terwijl hij wat nerveus met een pen op een notitieblok tikte. ‘Nee, maar wel een van de zeer, zeer weinigen. De “happy few” als ik me zo mag uitdrukken:’
Marc keek de huisarts nog steeds geschokt aan. Wat hij zojuist te horen had kregen was totaal niet de geruststellende verklaring die hij van een arts had verwacht te krijgen. Laat staan dat iets simpels als te veel koffie of wat dan ook de oorzaak van zijn “waanbeelden” had kunnen zijn. ‘Zielen van de liefde?’
De huisarts maakte een verontschuldigend gebaar met zijn hand ’tja, de Nederlandse taal blijft op dit gebied wat achter hm? In het Engels noemen ze het souls of love. Klinkt een stuk beter niet?’ Marc knikte terwijl hij probeerde alle feiten op een rijtje te krijgen. ‘Zij bestaat dus net zo echt als u en ik maar zij is mijn uh, 100% match wat de liefde betreft?’ Dokter Schouten knikte langzaam‘ Ja, dat wil zeggen voor 99 % is de wetenschap daar zeker van alleen - hij aarzelde even - hoewel een aantal gevallen als die van u bekend zijn is een echte ontmoeting tussen beide personen nog nooit voorgekomen. Nou ja, in ieder geval niet gedocumenteerd ’ Marc fronste zijn wenkbrauwen. “En wat raad u mij nu aan?” De oudere man aan de andere kant van het bureau keek hem niet begrijpend aan.
‘Hoe kom ik van dit verschijnsel af’ verduidelijkte Marc.
‘U zou kunnen proberen haar te zoeken.’ De dokter leek dit de normaalste zaak van de wereld te vinden. Marc stond op uit zijn stoel. ‘En waar zou ik dan moeten beginnen? Zo ver ik u begrijp kan zij zich wel aan de andere kant van de aardbol bevinden. U wilt dat ik mijn baan en carrière op het spel zet, om vervolgens de halve wereld rond te reizen op zoek naar een persoon die, zo als u beweerd, mijn enige echte liefde zal zijn?  Er gemakshalve van uitgaande dat alles wat u verteld hebt waar is?’
Dokter Schouten keek even uit het raam. ‘En laten we niet vergeten dat een dergelijke zoekactie zo ver we nu weten nog nooit gelukt is:’
Marc keek de man voor hem nu bijna woest aan. ‘En dus?’
Langzaam stond de huisarts op uit zijn stoel ‘U kunt ook een week lang alle spiegelende oppervlaktes vermijden. Ik heb begrepen dat de beelden of hoe we het ook moeten noemen dan vanzelf verdwijnen. Het heeft iets te maken met een bepaalde soort energie die de band tussen u beiden, in stand houd. Deze zal dan langzaam afnemen tot hij geheel verdwijnt’ Hij gaf Marc een hand ten teken van afscheid ‘Wellicht is de laatste optie voor u het beste. Niemand zal het u kwalijk nemen. De keuze is aan u.’

 

Utrecht 9 april 2001, 19.15u

 

De garagedeur sloot zich zachtjes achter de BMW X6, terwijl de man via de daarvoor bestemde zijdeur de hal van het huis binnen stapte. Vermoeid zette hij de zware aktetas tegen het dressoir en hing zijn zwarte regenjas aan de kapstok. Hij keek vluchtig in de grote spiegel aan de wand, maar wendde zijn blik even snel weer af. De man voelde dat de werkweken van gemiddeld 70 uur en de dagelijkse files op de A2 langzaam hun tol eisten. Een paar maanden geleden had hij nog zijn 12,5 jarig jubileum bij de firma gevierd, maar hij voelde zich al lang niet meer de wereldveroveraar van toen. Het leven was goed voor hem geweest. Dat wel. Hij had snel carrière gemaakt, en bevond zich nu in een bevoorrechte positie dat geld geen rol meer speelde. Met een mooi huis, een gloednieuwe BMW, en een lieve vrouw aan zijn zijde, zou hij zich de koning te rijk moeten voelen, maar het tegendeel was waar. Na al die jaren ontbrak er nog steeds iets aan zijn leven, en het was hem inmiddels wel duidelijk dat al het harde werken, en de luxe waarmee hij zich omringde, daar geen verandering in aan zouden brengen. Het meest frustrerende was echter dat hij ook geen idee had wat dan wel.

De vrouw die in de deuropening verschenen was,  liep nu met een bezorgde blik naar hem toe. ‘Gaat het?:’ vroeg ze terwijl ze haar armen om zijn nek sloeg en hem een kus gaf. Hij knikte: ‘Een beetje moe. Het was weer een lange dag vandaag.’ Zijn vrouw duwde hem zachtjes de woonkamer in richting de eettafel. ‘Hier ga zitten dan haal ik je eten uit de oven. Een warme maaltijd zal je goed doen’ Ze streek met haar hand even over zijn wang en liep toen naar de keuken. Hij keek haar na terwijl ze de kamer uitliep. Het modieuze mantelpakje stond haar goed. Ze was beslist een knappe vrouw om te zien, en hij voelde zich altijd trots om naast haar door de stad te lopen. Ze hadden elkaar ontmoet tijdens een bedrijfsborrel. Zij was de secretaresse van een van zijn grootste klanten. Na een paar afspraakjes bleek al snel dat ze serieuze gevoelens hadden voor elkaar en binnen een jaar was hij met haar getrouwd. Dat was nu drie jaar geleden. Ze kwam terug uit de keuken met een bord heerlijk geurende ovenpasta en een glas rode wijn en zette dat voor hem neer.
‘Wil je dat ik mijn afspraak vanavond afzeg?’ Vroeg ze. Hij schudde zijn hoofd ‘Je hebt toch niet veel aan mij vanavond, en daarnaast moet ik nog wat rapporten uitwerken.’ Ze had haar eigen carrière net als hij die had, en laatste wat hij wilde was haar daarin in de weg staan. Ze knikte even: ’oké, dan moet ik nu gaan.’ Ze gaf hem een zoen en verdween naar de hal. Hij hoorde haar wat rommelen en toen de voordeur die ze achter zich dichtsloeg. Na een paar seconden startte de kleine VW Golf -het object van haar onafhankelijkheid, zoals ze het zelf noemde-, en hoorde hij haar de straat uit rijden.

De man genoot even van de intense stilte die het huis overviel, en nam toen een hap. De warme voedingsbron die zich een weg door zijn lichaam baande deed hem inderdaad goed, en na een paar happen voelde hij de energie weer wat terug komen. Terwijl hij een slok wijn nam bekeek hij het stapeltje post dat op de andere hoek van de tafel lag. Wat reclamefolders, een bankafschrift, een brief van de verzekering en een klein wit envelopje. Nieuwsgierig viste hij de envelop uit de stapel. Hij was aan hem geadresseerd. Op de achterzijde stond een retouradres in Amsterdam. Met het mes dat naast zijn bord lag sneed hij de envelop open waar nu een klein beige kaartje uit viel. Hij pakte het op en terwijl hij begon te lezen viel de bodem onder zijn voeten vandaan.

Het kaartje dwarrelde langzaam op de grond, en bleef daar als een echo uit het verleden liggen. Er stonden slechts een paar zinnen op.

 

‘Beste heer van Houwelingen’

In het kader van een nieuw uit te voeren onderzoek zou ik graag van u weten.

Hebt u haar gevonden?

Met vriendelijke groet,

DRS. J.G. Schouten’



Londen 1 december 2013, 15.30u

 

Met haar neus diep in de wollen sjaal gedrukt, en haar handen in de zakken van de lange winter jas, staarde ze naar de overkant van de straat. Haar ogen namen ieder detail in zich op. Er was veel veranderd in de afgelopen 25 jaar, maar het beeld in haar hoofd was nog net zo scherp als toen. De contouren van de gevel van het eeuwenoude gebouw en de grote ramen waren onmiskenbaar dezelfde. Dit was de plek geweest. Met dit beeld waren haar dromen begonnen.

 

Hij duwde grote glazen deur van de lunchroom open en stapte naar binnen. De behaaglijke warmte die zijn verkleumde ledematen streelde deed hem even huiveren. Naast de dame achter de balie met de glazen vitrines waren er nog drie andere klanten in de zaak. Hij zocht een tafeltje bij het raam en plofte daar neer, zich nog steeds afvragend wat hij hier deed. Eigenlijk wilde hij hier helemaal niet zijn. Er waren te veel herinneringen aan iets dat nooit geweest was, en nooit meer zou komen.

 

Het was nog te vroeg voor haar afspraak, maar ze was bewust eerder op pad gegaan om er zeker van te zijn dat dit echt de plek was geweest. Nu ze hier stond vroeg ze zich af of ze wel de juiste keuze had gemaakt. Ze had hem niets verteld over wie ze was, en de moeite die het haar in al die jaren had gekost om hem te vinden. Niets over alle vooroordelen die ze had moeten bevechten. Ze was net twintig geweest, en had familie, vrienden en kennissen om raad gevraagd. Uiteindelijk zelfs bij verschillende zogenaamde specialisten, maar overal was ze tegen dezelfde muur van ongeloof aangelopen. Ze hadden haar bijna op laten sluiten. Dat was het moment geweest dat ze gestopt was met praten over haar dromen. Voor de buitenwereld had ze de vrolijke, sterke en vooral normale jonge vrouw gespeeld, die verlost was van haar waanbeelden. In werkelijkheid was ze blijven zoeken tot ze hem gevonden had. Hij wist van niets. Alleen dat ze iets belangrijks moest bespreken. Tot haar verrassing was hij akkoord gegaan.

 

Marc begreep nog steeds niet waarom hij ja had gezegd, of toch? Ze had zich door de telefoon niet voorgesteld alleen gezegd dat het heel belangrijk was voor hen beiden. Hij had gedacht dat het om zaken ging, en haar willen zeggen dat hij dat niet meer deed. Dat hij daar sowieso niet meer werkte. Dat zijn leven in puin lag sinds Dokter Schouten hem dat kaartje had gestuurd. Hoe zijn vrouw hem die avond in een hoekje gevonden had. Volledig van de kaart. Ze had haar best gedaan iets te begrijpen van de wartaal die hij uit geslagen had. Hem meegetrokken naar allerlei therapiesessies. In de hoop de voor haar zo vertrouwde man weer terug te krijgen, maar hij had zich opgesloten in zijn eigen donkere wereldje. Nog geen twee jaar duurde het, toen was de bom gebarsten.

Hij had dit alles er uit willen gooien tegen de vrouw aan de andere kant van de lijn, maar toen had ze de locatie genoemd. Brompton Road. De plek waar alle ellende begonnen was. Hij had zichzelf in de verte ‘ja’ horen zeggen en nu was hij hier.

 

Ze aarzelde heel even. Slaakte een diepe zucht en duwde toen de deur open. Haar ogen gingen langs de tafeltjes, en bleven toen hangen bij de man die iets voorovergebogen aan een tafeltje bij het raam zat. Zijn blik gefixeerd in het kopje koffie dat voor hem stond, alsof hij daar iets in zag wat niemand anders kon zien. De herkenning bracht haar even van haar stuk. Zijn haren waren grijzer en ook wat dunner. Zijn gezicht was getekend door de tijd. Zijn houding leek gebroken, en toch? Ze zou hem overal herkend hebben. Dit gezicht had haar jaren achtervolgd.

Ze liep naar hem toe tot ze bijna voor hem stond. Hij leek haar niet op te merken. Ze schoof voorzichtig in de bank tegenover hem. ‘Ik ben Anne:’ zij ze.

 

Marc schrok op uit het diepe gat van verwarrende gedachten, waar hij zich in had laten vallen. Hij had totaal niet gemerkt dat de vrouw binnen was gekomen laat staan tegenover hem was gaan zitten. Wat had ze gezegd? Hij keek toe hoe ze een blonde krul achter haar oor streek. Kende hij haar?
‘Mijn naam is Anne.’

Marc keek haar niet begrijpend aan. Hij kende geen Anne.

 

Anne moest vechten tegen haar tranen. ‘Dat is wat je schreef in de spiegel. Je vroeg hoe ik heette.’ Marcs ogen lichten op. Hij was weer in Amsterdam en met een scheermes in zijn handen keek hij in de spiegel naar een meisje met blond krullend haar en blauwe ogen. Buiten sloeg een klok.

 

Einde

Maak jouw eigen website met JouwWeb